Een bedrijf dat moeilijkheden ondervindt met het betalen van haar schuldeisers doet er vaak goed aan om eerder vroeg dan laat zich te bezinnen over mogelijke herstelmaatregelen. Vaak zijn er in een vroege fase van betalingsmoeilijkheden nog toekomstmogelijkheden. Ook is er nog waarde in de onderneming aanwezig (bv. klantenbestand, relaties met leveranciers,…). De wetgever heeft voorzien in een procedure waardoor dergelijke bedrijven tijdelijk bescherming kunnen krijgen tegen hun schuldeisers. Deze wetgeving staat bekend onder de naam ‘wet op de continuïteit van de ondernemingen’ ook wel eenvoudigweg WCO-wet genoemd. Hieronder proberen we duidelijk te maken wat de krachtlijnen zijn van deze wetgeving, zodat de lezer een duidelijk beeld krijgt over de mogelijkheden die deze wetgeving biedt.
Op wie is de wetgeving van toepassing?
De WCO-wet is van toepassing op handelaars, landbouwers en burgerlijke vennootschappen met handelsvorm . Vrije beroepen zijn aldus uitgesloten alsook ondernemingen die werkzaam zijn in specifieke sectoren (vnl. in de bank- en verzekeringssector).
Welke mogelijkheden biedt de WCO-wet?
In principe zijn er twee hoofdpistes die de WCO-wet biedt om bescherming van schuldeisers te bekomen waarbij de tweede piste nog eens onderverdeeld is in drie mogelijkheden.
Het (buitengerechtelijk) minnelijk akkoord enerzijds en de gerechtelijke reorganisatie anderzijds. De gerechtelijke reorganisatie kan de vorm aannemen van een (gerechtelijk) minnelijk akkoord met bepaalde schuldeisers, een collectief akkoord met alle schuldeisers of een overdracht van het geheel of een gedeelte van de onderneming.
-
Het buitengerechtelijk minnelijk akkoord
De eerste piste van het buitengerechtelijke minnelijke akkoord kan een mogelijke bescherming bieden voor de schuldenaar als de betalingsmoeilijkheden zich nog in een vroeg stadium bevinden en er snel op de bal wordt gespeeld. Het is ook een elegante manier om de bepaalde gevolgen van een gerechtelijke reorganisatie niet te moeten ondergaan zoals publicatie van het vonnis dat het gerechtelijk akkoord toestaat in het Belgisch Staatsblad.
Het buitengerechtelijk minnelijk akkoord komt erop neer dat de schuldenaar met minstens twee schuldeisers een akkoord bekomt omtrent de betaling van schulden. In dit akkoord kunnen betalingsmodaliteiten overeengekomen worden zoals een afbetalingsplan, kwijtschelding van gehele of gedeeltelijke schulden, bijkomende zekerheden in ruil voor afbetalingsplan,… De partijen zijn in principe vrij om overeen te komen wat ze willen zolang ze maar binnen de lijnen van de wet blijven.
Partijen kunnen ervoor kiezen om het akkoord neer te leggen op de griffie van de rechtbank van koophandel. Dit biedt het voordeel voor de schuldeisers dat de betalingen die in het kader van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord werden gedaan, niet meer in vraag worden gesteld wegens betaald na het tijdstip van staking van betaling. Hiervoor moet het akkoord wel vermelden dat het gesloten is met het oog op de gezondmaking van de financiële toestand of de reorganisatie van de onderneming.
-
De gerechtelijke reorganisatie
De WCO-wet bepaalt dat een procedure van gerechtelijk reorganisatie wordt geopend zodra de continuïteit van de onderneming onmiddellijk of op termijn, bedreigd is en het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie is neergelegd. De wet wou voorzien in een zo laag mogelijke drempel om aan ondernemingen bescherming tegen schuldeisers te kunnen bieden. Het onmiddellijke gevolg van de neerlegging van het verzoekschrift is de opschorting van betaling van schulden. Er kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen plaatsvinden, noch kan de schuldenaar gedurende de periode van opschorting failliet worden verklaard. Zoals hierboven vermeld kan de gerechtelijk reorganisatie in drie verschillende vormen voorkomen:
- Gerechtelijk minnelijk akkoord;
- Collectief akkoord
- Overdracht van een gedeelte of het geheel van de onderneming onder gerechtelijk gezag
Het doel van deze procedure is het behouden van de continuïteit van het geheel of gedeelte van een activiteit van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten onder gerechtelijk toezicht.
- Gerechtelijk minnelijk akkoord
Het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie kan tot doel hebben om het akkoord te bekomen met alle of met enkele (minstens twee) schuldeisers. Indien een akkoord wordt bereikt stelt de rechtbank dit vast en wordt de procedure gesloten. De partijen bij het akkoord blijven ertoe gebonden tot zolang er geen einde aan gesteld is op een wijze zoals voorzien in het gemene verbintenissenrecht.
- Collectief akkoord
Als de gerechtelijke reorganisatie tot doel heeft het akkoord van de schuldeisers te verkrijgen over een reorganisatieplan spreekt men over de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord.
Tijdens de opschorting werkt de schuldenaar een plan uit. Indien er een gerechtsmandataris is aangesteld door de rechtbank staat deze de schuldenaar bij om het plan op te maken. Dit plan bestaat uit twee delen. In het beschrijvend gedeelte wordt de situatie van de onderneming beschreven samen met de moeilijkheden en de voorgenomen oplossingen om de situatie om te keren. In het bepalend gedeelte worden de maatregelen beschreven om de schuldeisers die in de lijst uit het oorspronkelijke verzoekschrift staan, te betalen.
Het plan wordt geacht goedgekeurd te zijn als de meerderheid van de schuldeisers die met hun schuldvordering minstens de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, voor stemmen. Een goedgekeurd akkoord wordt dan ter homologatie aan de rechtbank voorgelegd. Enkel wanneer de wet werd geschonden of bepaalde vormvereisten niet werden nageleefd kan de rechtbank de homologatie weigeren.
- Overdracht onder gerechtelijk gezag
In tegenstelling tot de twee vorige vormen van gerechtelijke reorganisatie, kan het initiatief voor de overdracht onder gerechtelijk gezag ook uitgaan van de Procureur des Konings, van een schuldeiser of van eenieder die belang geeft om het geheel of een gedeelte van de onderneming te verwerven. Uiteraard kan niet iedereen zomaar deze procedure opstarten. Het is vereist dat er een wettelijk belang is om deze procedure op te starten en dat de schuldenaar zich in een specifieke toestand bevind (bijvoorbeeld in staat van faillissement en geen procedure van gerechtelijke reorganisatie aangevraagd).
Het vonnis dat de overdracht beveelt, wijst een gerechtsmandataris aan die wordt gelast met het organiseren en realiseren van de overdracht in naam en voor rekening van de schuldenaar.
De natuurlijke persoon van wie de onderneming onder gerechtelijk gezag werd overgedragen kan door de rechtbank volledig worden ontlast van de schulden die bestaan op het ogenblik van het vonnis dat de overdracht beveelt onder de voorwaarde dat deze persoon ongelukkig en te goeder trouw is. Belangrijk hierbij is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen schulden uit handelsactiviteiten en schulden uit privéactiviteiten. Het verschil met het faillissement is dat in dit geval, enkel de goederen die noodzakelijk zijn voor de activiteiten van de onderneming overgedragen zijn en niet de privégoederen van de schuldenaar. Dit verzoek maakt het voorwerp uit van een apart verzoekschrift op tegenspraak. Indien de schuldenaar bevrijd wordt, kan hij niet meer worden vervolgd door zijn schuldeisers.
De mogelijkheden die de wetgever biedt zijn goede hulpmiddelen om tot een doorstart te komen. Belangrijk hierbij is goed advies over wat u in een dergelijk akkoord kan voorzien. Ook moet u uw schuldeisers zien te overtuigen van het belang dat zij hebben om in uw verhaal mee te gaan. Beter is natuurlijk om het zover niet te laten komen en om te anticiperen op moeilijkheden. Hieronder laten we Edwin Vandermeulen aan het woord, managementadviseur met een lange staat van dienst in diverse ondernemingen en huidig zaakvoerder van edwinvandermeulen.com. Hij geeft advies over hoe u best stil staat
Zit niet stil
U bent ondernemer en u hebt het soms lastig. U bent niet alleen. Het lijkt wel alsof de wereld steeds sneller draait, en de ene moeilijkheid de andere in steeds hoger tempo opvolgt. Ook wanneer het goed gaat is het steeds lastiger. De concurrentie beent u bij, niche spelers en onbegrijpelijk goedkope aanbieders schieten als paddestoelen uit de grond. U hoort vertellen dat “er is veel geld op de markt is” maar het is lastig daaraan te komen. De klant wordt steeds veeleisender, de marges steeds kleiner, de geschikte medewerker steeds moeilijker te vinden en de files steeds langer.
Soms komen ondernemingen daadwerkelijk in de problemen. Dat is lastig, want meestal heeft de ondernemer die het moeilijk krijgt geen kaas gegeten van dergelijke situaties. Al te veel wordt er te lang aangemodderd. Al te weinig wordt er op tijd ingegrepen. Zelden wordt er advies gevraagd. Misschien speelt schaamte een rol? Of misschien is men bang dat het toegeven van problemen zal leiden tot nog meer problemen?
Eén ding is zeker: problemen gaan niet vanzelf weg. Blijf er niet mee zitten, vraag hulp.
Er bestaan vele hulpmiddelen om ondernemingen die het lastig hebben te helpen. De Wet op de Continuïteit Ondernemingen (WCO), bij veel mensen nog steeds gekend als het “Gerechtelijk Akkoord”. Overheidsinitiatieven om het kapitaal van ondernemingen te versterken. Het feit dat de wetgever steeds meer voorziet dat adviseurs ondernemingen moeten waarschuwen, etc. En er bestaan mensen met ervaring in het oplossen van dergelijke problemen.
Het is natuurlijk nóg beter om niet in de moeilijkheden te raken.
Of u nu in de problmen zit of niet, het kan verstandig zijn om nu en dan eens te vluchten uit de dagelijkse hectiek en stil te staan bij een aantal zaken. Stel uzelf eens de volgende vragen:
- Weet ik precies waar ik naartoe wil met mijn onderneming? Heb ik daar een duidelijk beeld van? Dat moet meer zijn dan een “idee”of een “gevoel”. Dat moet een concreet plan zijn, met te behalen objectieven binnen een bepaalde tijd, ondersteund door een financieel plaatje wat geen wishfull thinking is. Wie niet precies weet waar hij of zij naartoe werkt kan voor verassingen komen te staan. Dat is leuk op reis, maar niet met uw zaak.
- Brengt mijn onderneming eigenlijk geld op? Al te dikwijls denken we dat het goed zit wanneer we een jaar winst hebben. Het is nuttig eens na te gaan of een onderneming bijvoorbeeld over de laatste vijf jaar opgeteld méér geld heeft opgebracht dan gekost. Tel daartoe alle cash op die de onderneming heeft gegenereerd over die periode (dividenden, het meer-dan-markconforme gedeelte van verloningen van aandeelhouders) en trek daarvan af alle cash die in de onderneming is gestopt de laatse vijf jaar (kapitaal, bancaire faciliteiten, investeringen, etc.). Geen positief saldo? Dan is het misschien tijd om uw business model in vraag te stellen.
- Weet u vrij precies over hoeveel cash uw onderneming zal beschikken in elke gegeven maand van het lopende jaar? Of gaat u er van uit dat zo lang er “cash flow” is dat het wel goed zit? U weet ongetwijfeld dat er meer ondernemingen in de problemen komen omdat er plots te weinig cash is dan omdat er te weinig winst is.
- Hebt u soms het gevoel dat er wel degelijk “verbeteringsacties” worden opgestart binnen uw onderneming, maar dat deze aan het eind van de rit geen geld schijnen te realiseren? Of dat die pogingen blijkbaar steeds verzanden?
Zo vallen er veel vragen te bedenken. Maar u begrijpt waar we naartoe willen.
Mocht u aan het voorgaande een licht ongemakkelijk gevoel hebben overgehouden, u bent niet alleen. Tijd voor actie. Zit niet stil. Laat de sfeer binnen uw zaak niet verstarren. Denk na over een visie. Maak een plan. Leg uzelf deadlines op. Maak werk van een gedetailleerde financiële vooruitzichten. Hou de kosten voortdurend in toom. Bouw de tools om dat alles te monitoren. Stel alles eens opnieuw in vraag. Herdenk alles eens “top down”. Hoe zou u het doen mocht u “from scratch” kunnen herbeginnen? Probeer uw zaak zoveel mogelijk naar die visie te hermodelleren. Vergeet niet dat een goed idee niet veel voorstelt zonder adequate uitvoering. Succesvolle ondernemingen zijn niet die ondernemingen die enkel de juiste dingen doen, maar deze die dat ook goed doen.
Vraag nu en dan de mening van buitenstaanders. Een frisse kijk helpt, en het kan geen kwaad de voortgang van uw zaak regelmatig aan het oordeel van anderen te onderwerpen. Indien het vooruitzicht van externe bestuurders u niet meteen vrolijk maakt, het kan ook anders. U kan een Raad van Advies samenstellen. Vraag hulp aan uw adviseurs. En steek vooral uw kop niet in het zand.
______________________________________________________________________
Edwin Vandermeulen
Experienced High Level Management & Troubleshooting
evm@edwinvandermeulen.com +32 475 23 43 78 www.edwinvandermeulen.com
LinkedIn https://www.linkedin/in/edwinvandermeulen